Bijdrage ChristenUnie

Bestuursopdracht Raad 26 september 2007

Mevrouw  de Voorzitter,

In juli hebben we als ChristenUnie ingestemd met de aanbevelingen uit het rapport van dhr. Corporaal. In onze bijdrage hebben we aangegeven, en ik citeer:

De enige aanbeveling die bij ons de nodige vraagtekens opwierp is de bestuursopdracht met betrekking tot de bezinning op het proces van bestuurskrachtvergroting voor Alblasserdam, zoals omschreven in aanbeveling 3. De Commissaris van de Koningin, dhr. Franssen, kennen we als een fervente voorstander van herindeling van kleinere gemeenten. Echter dit onderzoek waarbij aangehaakt is bij de bestuurskrachtmeting is gericht op het herstellen van een goed functionerende bestuurlijke en ambtelijke organisatie voor Alblasserdam. Ons uitgangspunt is dat een goed functionerend collegiaal bestuur van Alblasserdam, als onderdeel van de samenwerking in Drechtsteden, juist het bewijs zal leveren voor een bestuurskrachtige zelfstandige gemeente.

Mevrouw de Voorzitter, collega raadsleden,

Het voorstel tot de bestuuursopdracht om te komen tot een bezinning op het proces van bestuurskrachtvergroting hebben we langs dit uitgangspunt gelegd. Voor de ChristenUnie betekent dit dat er niet 3 gelijkwaardige varianten zijn, waaruit vrij gekozen kan worden. Het voorliggende voorstel gaat daar wel van uit. Er zit wat ons betreft een duidelijke volgorde in de bespreking van mogelijke varianten. Dit betekent dat we of hier in de discussie een andere uitleg van het voorstel moeten overeenkomen of de tekst moet een slag anders om onze steun te krijgen.

Graag wil ik allereerst enkele algemene punten maken rondom het vraagstuk van de bestuurskracht voor ik de varianten langsloop en inga op de geformuleerde bestuursopdracht.

Bestuurskracht

De aanbevelingen uit de bestuurskrachtmeting van Berenschot zijn gericht op het vergroten van de bestuurskracht in Alblasserdam, als onderdeel van het samenwerkingsverband Drechtsteden. Dit betekent dat Alblasserdam als zelfstandige gemeente bestaansrecht heeft.

De afgelopen periode is een turbulente periode geweest met het rapport van Corporaal als uitkomst. Gelet op voornoemde bestuurskrachtmeting is het de vraag of het ontstane probleem niet meer op het niveau van de poppetjes en de cultuur zat in plaats van op de structuur. Een verandering van structuur brengt naar onze mening niet per definitie een grotere bestuurskracht met zich mee. Juist de structuur van de Drechtsteden als netwerkorganisatie heeft zijn kracht getoond bij het zoeken naar oplossingen. Daarbij komt dat het initiatief om te komen tot een functionerende Drechtraad pas volledig gestart is in 2006. Vraag is of we de structuur van de samenwerkende Drechtstedengemeenten ook niet meer de tijd moeten geven om haar kracht te tonen.

Bij het uitwerken van de bestuursopdracht zal dit uitgangspunt moeten zijn. We verwachten dan ook een duidelijke analyse die breder gaat dan alleen een focus op de optimalisatie van de dienstverlening. Er is bijvoorbeeld ook nog iets als de bestuurlijke structuur, de relatie burger – bestuurder (van groot belang!), en de bereidheid bij andere gemeenten om met Alblasserdam in gesprek te willen. Dit gaat verder dan alleen een rationele vertaling van bestuurskracht.

Bij het uitwerken van de bestuursopdracht verwachten we daarnaast aandacht voor de vraag wat een mogelijke samengaan of verdergaande samenwerking oplevert. Hierbij zijn de financiële consequenties (slechts?) een deel van het antwoord. Hoe we er ook tegenaan kijken: Alblasserdam staat niet in de uitverkoop en we liggen ook niet hulpeloos met de rug op de grond. We moeten nadat het vertrouwen in het bestuur is verbeterd vanuit sterkte een gesprekpartner zijn.

Juist omdat er een grote tijdsdruk is, is het risico van dit raadsvoorstel dat de inventarisatie niet meer oplevert dan een quick scan. Is de burgemeester dit met ons eens? Dan wel hoe wordt dit risico voorkomen?

Mevrouw de Voorzitter, ik kom toe aan de voorgestelde varianten:

In de essays – dank aan de schrijvers - worden we uitgedaagd om lef te tonen. Als we dit vertalen naar de varianten en het door ons gehanteerde uitgangspunt, dan willen wij voorstellen om als volgt met de varianten om te gaan.

¨       1 Allereerst zou precies vastgesteld moeten worden wat nodig is met betrekking tot bestuurskracht om als zelfstandige gemeente binnen Drechtsteden bestaansrecht te hebben. Want nogmaals daar is Berenschot op gericht geweest en niet op het veilig stellen van het molengebied voor de Drechtsteden, om niet te zeggen Dordrecht

¨       2 Als we Alblasserdam binnen Drechtsteden op orde kunnen krijgen, kan alsnog blijken dat er een samengaan met Nieuw Lekkerland noodzakelijk is. Maar dan gelden er naar ons idee andere argumenten dan de bestuurszwakte van Alblasserdam. Naar deze argumenten zijn we benieuwd. Alsdan is een samengaan-gesprek met Nieuw Lekkerland mogelijk.

¨       3 De variant om de samenwerking met Papendrecht en Sliedrecht te intensiveren lijkt overbodig en onjuist: hoe kan een verdergaande subregionale samenwerking bestaan in een samenwerkingsverband Drechtsteden die zo sterk inzet op de netwerkgedachte, met andere woorden: met Papendrecht en Sliedrecht wordt binnen de Drechtsteden samengewerkt op vele belangrijke en plaatsoverstijgende onderwerpen en wat voegt een nadere samenwerking met alleen die plaatsen daar nog aan toe?

Kortom of we blijven zelfstandig binnen de Drechtsteden of er zijn aanvullende argumenten, dus los van de huidige positie van Alblasserdam om te komen tot een samengaan met Nieuw Lekkerland. Dit is volgens de ChristenUnie de duidelijkheid die we aan de burger en iedereen die om ons woont moeten geven.

We moeten het dus ook niet ingewikkeld maken met andere vraagstukken zoals de positie van Graafstroom. Wat dat betreft is de Hoekse Waard een voorbeeld waar we niet in terecht willen komen.

Mevrouw de Voorzitter,  de bestuursopdracht

Uit ons betoog mag u concluderen dat we onder voorwaarden kunnen instemmen met de voorgestelde bestuursopdracht. De bedoelde voorwaarden zijn:

• Een bredere maatschappelijke en bestuurlijke focus op bestuurskracht dan alleen een optimaal dienstverlenings- en voorzieningenniveau
• Het aanbrengen van een gewenste volgorde bij de uitwerking van de varianten

We horen graag of het college en de collega’s het met ons eens zijn.

Tenslotte

De vraag is nog wel hoe reëel de datum van 6 december is. Er zal nog heel veel werk verricht moeten worden voor begin november om het tijdig op de agenda voor de raad van 6 december te kunnen krijgen.

We zien met belangstelling de reacties tegemoet.

Fractie ChristenUnie

september ’07